de Volkskrant ✭✭✭✭ -
In het gekkenhuis van Lars Norén gelden geen regels. Of misschien wel, maar dan zijn ze voor een buitenstaander onnavolgbaar. Als toeschouwer van Noréns toneelstuk Een soort Hades ben je vier uur lang die buitenstaander. Die ziet zich voor de taak gesteld de fraaie gordiaanse knoop te ontwarren die de schrijver creëerde door een stuk of vijftien personages met allerhande steekjes los in een ruimte bij elkaar te brengen. Noréns gesticht is enerzijds een soort onderwereld, een schimmenrijk waar iedereen terechtkomt die doodgaat, of in dit geval: dood wil. Tevens is het een soort microsamenleving.
Norén schreef Een soort Hades in 1996, bedoeld als tv-serie voor de Zweedse omroep. In 1997 werd het script door Karst Woudstra vertaald en door regisseur Gerardjan Rijnders bewerkt tot een legendarische theatervoorstelling bij Toneelgroep Amsterdam, met het complete ensemble. Nu brengt regisseur Thibaud Delpeut het stuk opnieuw, bij zijn eigen Theater Utrecht. Met een iets compactere maar nog altijd aanzienlijke cast van twaalf acteurs en in een stijlvolle vormgeving van Roel Van Berckelaer, bestaande uit veel glas en hout en onverwoestbare stoelen.
Ontwrichte samenleving
De titel Een soort Hades ligt Delpeut goed. Al langer houdt de regisseur, die ooit klinische psychologie studeerde, zich in zijn theaterwerk bezig met mensen die zich vergalopperen in hun zoektocht naar zingeving. Sinds hij artistiek directeur is van Theater Utrecht, heeft hij zijn blik verbreed naar ontwrichte samenlevingen. Van de zomer nog, in Stad der Blinden, waarin een epidemie van blindheid ieders menselijkheid en beschaving op de proef stelt. Deze duistere festivalvoorstelling kan gezien worden als voorstudie voor Een soort Hades.
In de afgesloten wereld van de kliniek dolen patiënten en een enkele arts of bezoeker rond. Elke handeling lijkt hier doelloos. Er worden ellenlange discussies gevoerd over de films op televisie. Puzzels worden uit de doos gehaald, maar nooit afgemaakt. Net als de mensen lopen de verhalen langs elkaar heen zonder elkaar echt te raken. Typerend wat dat betreft zijn twee oudere mannetjes (gespeeld door Peter Blok en Titus Muizelaar), die in een paar tamelijk briljante Beckett-achtige dialogen heel veel, maar eigenlijk ook helemaal niks tegen elkaar zeggen.
Een groot verschil met Stad der Blinden is dat Noréns stuk ook momenten van lichtheid of ronduit komedie kent. Peter Blok is bijvoorbeeld onweerstaanbaar geestig als gefnuikte leraar klassieke talen met een toenemende vorm van dementie.
Een andere keer is de misère zo groot en overweldigend dat je er, net als de personages, alleen nog maar om kunt lachen. Want vergis je niet, er valt ook genoeg te gruwelen in de kliniek van Een soort Hades. Voornaamste verhaal – in elk geval dat met de meeste speeltijd – is dat van het jonge meisje Marie. Zij wil dood. Haar vader, een onhandige, egocentrische vent met een drukke baan in de politiek, bezoekt haar regelmatig, maar weet zich geen raad met zijn catatonische kind. Dan herinnert ze zich of verzint ze een beschuldiging van incest. En opeens heeft ze haar vader compleet in haar macht en knijpt ze hem langzaam de keel dicht. Of het waar is wat Marie zegt? Die vraag doet in deze schaduwwereld niet ter zake. Het gaat Norén en Delpeut om het tonen van het machtsspel en het mechanisme van vernedering.
Voortreffelijk spel
Hein van der Heijden en Ilke Paddenburg spelen vader en dochter zo voortreffelijk dat hun verhaal al snel de blikvanger van de voorstelling wordt. De anderen, die om hen heen fladderen, steken daar soms ongunstig bij af. Niet Astrid van Eck overigens, die met veel bravoure een seksueel gefrustreerde vrouw speelt. Maar dan op zo’n aangrijpende manier dat het lachen je uiteindelijk vanzelf vergaat.
Minder sterk, en soms slecht te verstaan, is Vincent van der Valk als een overactieve yup met aids. Ook het personage van Wendell Jaspers komt moeilijk uit de verf. Geen idee wat haar probleem is. De scènes met haar man, die haar bezoekt in de inrichting, behoren tot de minst boeiende van de voorstelling. Ook raar is dat op een gegeven moment een camera op het toneel tevoorschijn komt, waarmee één korte scène wordt gefilmd. Daarna komt de camera niet meer terug. Een onuitgewerkt regie-ideetje van Delpeut vermoedelijk.
Maar dit zijn uiteindelijk smetjes op een groots en fascinerend theaterproject van Delpeut en zijn Theater Utrecht. Zijn inrichting op toneel toont ons het leven op een hellend vlak, zonder zekerheden. Als een puzzel die nooit afkomt.
Bron: http://www.theaterutrecht.nl/in-de-pers/14-groots-en-fascinerend