De Volkskrant ★★★★ - Maandag 22 april 2024
door Hein Janssen
‘Daar lig je dan. Niet één dokter kon je een sluitende diagnose geven, maar de boodschap was duidelijk. Je gaat dood. Je hebt heel lang weggekeken van die ene fundamentele zekerheid in het leven: dat het stopt, dat het eindigt. Je weet alleen niet wanneer. Maar nu dus wel: al snel.’
Met die woorden opent Jacob Derwig (hij speelt Hij) Panic Room, de nieuwe voorstelling van Floor Houwink ten Cate bij Theater Utrecht. Aan het eind van die proloog vraagt hij zich af in welke fase van zijn leven hij zich het meest levend heeft gevoeld. Dan volgt een heftige scène waarin hij een pijnaanval krijgt, door Derwig angstaanjagend gespeeld.
Wanneer heeft Hij zich het meest levend gevoeld? Het antwoord op die vraag dient zich vrij snel na dat begin aan in de komst van Zij, gespeeld door Abke Haring. Zij is zijn ex-vriendin die hem nu als een soort geestverschijning bezoekt en de confrontatie aangaat. Beiden bevinden zich intussen in een duister universum; vanuit de zaal kijken we naar een grote donkergrijze ruimte waarin slechts één enkel peertje brandt.
Wat onmiskenbaar duidelijk wordt, is dat deze twee mensen veel van elkaar hebben gehouden. In slowmotion omhelzen ze elkaar, en in die trage beweging van aarzelend naar omklemmend, zit heel hun tragiek verborgen. Hij is ernstig ziek, zij liep als verslaggever haar noodlot tegemoet op het slagveld van een grote oorlog in een ver land. Daar komen we in Panic Room stukje bij beetje achter, doordat hun verhaal in retrospectief wordt verteld – van het nu naar het verleden.
Terwijl op de achtergrond in de intrigerende soundscape van Jimi Zoet de tijd doortikt, gaat het ook over gewone dingen die in een relatie aan de orde komen: kinderen ja of nee, je morele principes volgen of je nestelen in een veilig bestaan. Zo horen we over een tochtje per motorfiets door het Nederland van omgekeerde vlaggen en nieuwkomer de wolf.
Maar het drama overheerst, in deze originele tekst van Esther Duysker en Houwink ten Cate zelf. Hoogtepunt is de lange monoloog van Abke Haring waarin ze minutieus verslag doet van een orgie van geweld als ze terechtkomt op een slagveld. Hartverscheurend. Sommige scènes zijn puur fysiek theater, zoals ook al in Houwink ten Cates voorstelling Sea of Silence, waarin de tekst werd gedragen door bijna acrobatisch acteren. Daarin kropen de personages letterlijk op elkaar, om bescherming te zoeken tegen de boze buitenwereld.
Die buitenwereld is hier dus die van een oorlog en een vernietigende ziekte. Allebei dodelijk en desastreus. Daarom is het slotbeeld zo mooi en betekenisvol: in het indrukwekkend sobere decor van Marloes en Wikke rolt de grijze achterwand langzaam omhoog en kijken we naar een grafkelder, waar woorden van ontzetting en troost elkaar hebben bevochten.