De Standaard - Woensdag 25 juli 2018
Rasperformer Naomi Velissariou goot het tragische leven en gitzwarte oeuvre van auteur Sarah Kane in een stomend theaterconcert. Compromisloos, zinderend en macaber: haar ‘Permanent destruction’ is het allemaal.
Klassiek theater is het niet. Het publiek wordt ontvangen in een concertzaal, compleet met bar, marketingstand en staanplaatsen voor een tribune. De halve Hitclub 2000-cd wordt erdoor gejaagd als opwarming. Velissariou komt op in een witte catsuit en Buffalo’s, producer-muzikant Joost Maaskant draagt een marginale sportoutfit. Dit is een flashback naar de millenniumwende, toen Belgische eurodance hoogtij vierde en Sarah Kane net dood was.
In Permanent destruction combineert Velissariou die vrolijke festivalcontext met de sombere teksten en levensvisie van Kane, de Britse toneelauteur die in 1999 uit het leven stapte. Ze was toen amper 28 jaar oud. Ondertussen geniet Kane een mythische status, als de Amy Winehouse van het theater: groot genie, getormenteerde geest, persoonlijke teksten, te vroeg dood.
Velissariou grasduinde door Kanes destructieve leven, gekenmerkt door eenzaamheid, depressie, zelfhaat en een getroebleerde seksualiteit, en goot haar teksten in songs. Als Velissariou lyrics zingt als ‘Death is my lover and she wants to move in’ of ‘No one can save me’ lopen de koude rillingen over je rug.
In-yer-face
De clash tussen vorm en inhoud die Velissariou opzoekt, werkt wonderwel. Qua stijl grijpt ze terug naar haar doorbreekvoorstellingen A tragedy (simplified) en The truth about Kate. De popcultuur belichamen (denk aan haar sexy moves en het gestoei met autotune, hardcore en trap) en er tegelijk vervreemdend-ironisch commentaar op leveren: het is een strategie die Velissariou deelt met heel wat van haar generatiegenoten.
Op Oerol-festival, waar we dit stuk zagen, leverde dat een interessant contrast op: de vijftigplussers wisten zich geen raad met songs als ‘Rape me till I come’ en alle muzikale referenties naar hiphop en dance. Wij wel, en we moesten vaak gniffelen. Tot er halverwege iets knapt: hangend aan een paal tussen het publiek en zonder de beats als reddingsboei, schreeuwt Velissariou-Kane haar existentiële eenzaamheid en verlangen naar alles overrompelende liefde uit. Sterk.
Net als Kanes in-yer-face theater brengt Velissariou een krachtige, zinderende performance. Maar op ethisch vlak bewandelt ze een dunne lijn: door de destructie zo te vieren, draagt ze een steentje bij aan de verheerlijking van Kane als dé ultieme getormenteerde romantische kunstenares. Al lijkt Velissariou dat zelf ook te beseffen. Aan het eind zingt ze ‘They will love me for what destroys me’, terwijl ze in de visuals al helemaal opgebrand is als een menselijke kaars. Een knappe verbeelding van Kanes verlangen naar de dood.
FILIP TIELENS