Trouw - Dinsdag 26 mei 2015
In de serie De Schepping vertellen kunstenaars hoe hun werk tot stand komt. Vandaag: ‘Stad der blinden’ van Theater Utrecht.
tekst Sara van der Kooi
Hoe geef je vorm aan een toneelvoorstelling waarin de meeste personages blind zijn? Hoe toon je de levens van mensen die door een onbekend virus blind zijn geworden en uit alle macht proberen te overleven? Regisseur Thibaud Delpeut vond een sterk audio-visueel concept met veel videoprojecties onmisbaar voor zijn voorstelling
‘Stad der blinden’. Samen met video-ontwerper Arjen Klerkx maakte hij een ingenieus concept. Een schemerige hal in een grote loods op een Utrechts industrieterrein. Met witte doeken is een taps toelopende ruimte vormgegeven. Aan het einde ervan een deur, langs een kant staan ziekenhuisbedden: het is een quarantainezaal.
Dit is de vloer waarop Theater Utrecht straks het tweede deel van de voorstelling naar het beroemde boek van Jose Saramago speelt. De speelvloer is aan de voorkant afgesloten met een wit semi-transparant scherm waarop videobeelden geprojecteerd kunnen worden. Opnames van wit gespikkelde muren, maar bijvoorbeeld ook van details uit de scene die op dat moment gespeeld wordt. Een acteur speelt een jongetje dat moet
plassen, op het scherm zien we hoe zijn handen in zijn kruis grijpen. Delpeut werkt hier met een team van tien acteurs en minstens evenveel technici, geluidsen video-ontwerpers aan de laatste loodjes voor de premiere. Buiten doet niets vermoeden dat er binnen een grote en complexe theatervoorstelling wordt gemaakt. Binnen loopt de spanning op.
De regisseur beent heen en weer, achter het scherm. Hij geeft; zijn acteurs instructies, schaaft aan hun spelintenties, toont waar ze moeten zitten, staan, lopen. De afstand tussen hem en de technici, video- en decorontwerpers, die bovenaan de tribune zitten, is enorm. Terwijl zijn regieassistent de trappen van de tribune op en af rent, bedient Delpeut zich van een zendmicrofoon om iedereen zo goed mogelijk aan te kunnen sturen. Actrice Karina Smulders, die in dit tweede bedrijf als enige voor het projectiescherm speelt, zit op de tribune te wachten tot haar scene aan de beurt is. Na anderhalf uur begint haar geduld een beetje op te raken en wanneer ze dan eindelijk weer mag spelen, laat de techniek het afweten: ze verstaat haar tegenspeelster Wendell Jaspers niet. De frustratie loopt bij alle partijen gestaag op. Gelukkig is het bijna tijd voor het avondeten en kan de rest van de avond nog worden besteed aan het doorspelen van de hele voorstelling.
Diabolische knoop
Tijdens het eten schuiven Delpeut en videoontwerper Arjen Klerkx aan om te vertellen over het bijzondere beeldconcept dat ze voor Stad der blinden ontwikkelden. Een hele uitdaging, want hoe geef je een wereld vorm van mensen die ineens blind worden en dan geen duistere maar witte blindheid ervaren? Delpeut: “Dit is de eerste keer dat Arjen en ik samenwerken. Ik heb hem aan boord gevraagd uit bewondering voor zijn eerdere werk, onder meer voor regisseur Guy Cassiers. Ik voelde dat het nodig was om met durf dat hele probleem van die blindheid te tackelen. Het boek vormt op dat punt namelijk een vreemde diabolische knoop. Enerzijds maakt Saramago het zichzelf gemakkelijk door te zeggen ‘op een dag werd iedereen blind’. Dat virus van witte blindheid gebruikt hij vervolgens als uitgangspunt voor een vertelling over verschuivende waarden van menselijkheid. Tegelijkertijd maakt hij het gezichtspunt heel diffuus. Het ligt zowel bij een alwetende verteller als bij blinde nummer 18 in zaal nummer 4, als bij een soldaat, kortom zowel bij mensen die kunnen zien als die niet kunnen zien. De vrouw van de oogarts maakt hij weliswaar belangrijk, maar ook haar perspectief is niet dominant. Terwijl ze wel de enige is die kan zien. “Lange tijd gingen de gesprekken tussen Arjen en mij over hoe je die blindheid kunt verbeelden. Strikt genomen is het natuurlijk wat vreemd om te kiezen voor video: het is immers bij uitstek een visueel medium. Toch zijn we erin geslaagd die kwesties met elkaar te verbinden. We hebben gekozen voor een dominanter perspectief van de vrouw van de oogarts. Via haar beleven we onze vertelling. Veel van de beelden die wij zien, zijn eigenlijk dingen die zij ziet. Tegelijkertijd maken we scenografisch de keuze om bepaalde dingen aan het zicht te onttrekken of juist te verduidelijken door middel van een gaas dat voor de speelvloer hangt. We hebben daar een soort schuifregelaar tussen, waarmee we de focus kunnen instellen. Op die manier zoeken we naar een ervaring van blindheid of verblinding voor de toeschouwer.” “Aanvankelijk zijn we de blik van deze vrouw gaan onderzoeken door Wendell een heel kleine camera mee te geven die op de lijn van haar ogen registreerde wat zij zag. Maar dat werd een gedoe met een actrice die met nekkramp vooral probeerde de schijn van acteren op te houden maar eigenlijk alleen maar bezig was met filmen, terwijl die camera ook nog heel moeilijk te bedienen was. Bovendien: het bleef er uitzien als een soort homevideo. Dat werkte dus niet. “Uiteindelijk hebben we gekozen voor vooraf opgenomen projecties van een meer gedetail-leerde, sterk subjectieve visie. Althans, in het tweede gedeelte waarin de quarantaine centraal staat. Vanaf het verlaten van de quarantaine stort het decor ineen, het voorscherm gaat weg en we komen in de stad. Dan worden de videoprojecties veel meer ingezet als decor, een abstracte buitenwereld.”
Sublimatie
Klerkx: “Hiervoor heb ik veel video’s van steden en vuilnisbelten geschoten. Het eerste deel van de voorstelling is weer heel anders, daarin gaat het over blind worden. Zo hebben we een hele weg te zoeken: hoe verbeeldje dat proces van blind worden, hoe verbeeldje zo’n stad in verval. Ik heb veel geexperimenteerd met beeldvervorming. Maar op een gegeven moment is dat een eigen weg gegaan. Dat geldt overigens ook voor het gehele maakproces: je zit met zijn allen in die repetitieruimte, er zijn heel veel beelden, en ook de ruimte zelf en de aanwezige licht- en geluidstechniek is sturend in de beelden die je kiest. Toen dat alles bij elkaar kwam in deze loods, ging er nog een wereld open. Op zich sta ik daar niet zo van te kijken hoor, het gaat in dit soort maakprocessen van theater met projecties vaak op deze manier. Het is bij het gebruik van video dan ook enorm belangrijk om flexibel te blijven en zo gezamenlijk op een organische manier een vorm te vinden. Daar stel ik in mijn werk mijn stappen ook op in. “Vanuit die eerste test met Wendell en dat cameraatje zijn we verder gaan zoeken. Wat werkt wel en wat werkt niet. En dat probeer je later weer te reconstrueren. De beelden die we nu gebruiken vrijwel allemaal pas veel later opgenomen, in de laatste week van de repetities.” Delpeut: “Sommige beelden zijn bijna een sublimatie van twee ideeen. Dat klinkt verheven, maar ik bedoel daar iets heel banaals mee: je hebt een idee, iets wat belangrijk voor je is, dat geef je aan iemand anders die zegt: ‘Ja dat doet me daaraan denken’ en vervolgens kom je samen tot weer iets anders.” Klerkx: “Een voorbeeld is die projectie van duiven. Er zitten ratten in de tekst, dus dan is het logisch dat je videobeelden van ratten wil zien. Maar op een gegeven moment zag ik duiven in een vuilnisbelt pikken en die heb ik gefilmd. Dat beeld bleek te werken. Het is een lastig proces: ik heb beelden in mijn hoofd, Thibaud heeft beelden in zijn hoofd en waar ontmoeten die elkaar en waar juist niet? Waar moet je aan toegeven en welke weg ga je op? Dat is een ping-pong-wedstrijd.” Delpeut: “Het is vooral heel veel proberen, aanbieden en bijsturen. Ik zit niet als een prinsje te wachten tot ik het gouden beeld heb binnengekregen. Ik probeer gewoon duidelijk te zijn en met Arjens aanbod aan de slag te gaan.”
Zwartwaarde
Klerkx: “Niet alleen de keuze van de videobeelden, ook de bewerking ervan is een belangrijk deel van onze samenwerking. In die fase zijn we nu, hoewel ik als het nodig is, ook nu nog nieuwe beelden ga schieten. Het gaat niet zoals het maken van een film: je hebt een script, maakt allemaal shots en die brei je op een gegeven moment aan elkaar. Het is belangrijk goed te kijken naar de flow en het ritme van de voorstelling. Wat heeft die op welk punt nodig?” Delpeut:
“Video kan niet anders dan achter de feiten aanlopen, dat is de essentie van het medium. De implementatie van beelden in een voorstelling kost gewoon tijd. Ze moeten op zo’n manier bewerkt worden dat ze bijdragen aan de scene, aan de kleurtemperatuur van het licht, aan de mise-en-scene. We zijn er bijvoorbeeld achter gekomen – en daar werken sommige shots nog niet goed genoeg en moet Arjen terug naar de montagekamer – dat een shot wel goed kan zijn maar de grading niet. Het gaat dan over de zwartwaarde van die shots: hoe groot is het zwarte deel en hoe past dat bij de mise-en-scene. Vaak werkt een projectie door de kleurschakering tegelijkertijd als beeld en als doorkijkbeeld, bijna een soort anti-video. Waar het donker is, kun je kijken naar de handeling op de speelvloer. Het is een heel secuur werkje om dat goed te krijgen. Het conceptuele gesprek is snel klaar: daar waar het zwart is, kunnen we de handeling zien. Maar vervolgens ben je weken bezig. Steeds zoeken naar de be-ste grootte, kleur, contrast. Continu schuiven met puzzelstukjes.”
Delpeut lacht, hij vindt het vooral een leuke uitdaging. Hoewel:
“Vandaag was het wel een stressvol dagje.” Klerkx: “Dat heeft grotendeels met het technische systeem te maken. Als we in een scene heen en weer gaan, is het heel moeilijk om een cue op het juiste punt terug te pakken. En als je dan mis zit, lopen de stappen erna ook weer mis.” “En dan verlies ik weer mijn geduld”, lacht Delpeut. “Er wordt nu qua timing veel vastgelegd”, zegt Klerkx. “We spreken dingen af en dat komt vrij strak. Zodat het een organisch geheel wordt.” “En dan morgen weer helemaal anders”, grapt Delpeut quasi-serieus. Klerkx haalt zijn schouders op en rent weer terug naar zijn techniektafel. Zo gaat het nou eenmaal bij het maken van een theatervoorstelling.