De Groene Amsterdammer - Loek Zonneveld - Donderdag 21 september 2017
Sanne den Hartogh in Casino Nonstop
HIJ KRUIPT BIJNA in de iets te benauwde lichtcirkel – het spotje houdt hem ook bewust weg uit het centrum van de ruwhouten podiumvloer. Hij heet Max in de vertelling. Hij is Sanne den Hartogh, de toneelspeler. Leep snorretje, streepjesvest, showy bretels, broek met streepjes, hoed, zo’n in de hoogte licht uitstulpend hoofddeksel van een spreekstalmeester in het circus. Bescheiden is hij ook. Fluisterend bijna. Hij is er eigenlijk vooral niet. Hij is hoogstens da gewesen. Licht accent, ja, dat ook. Een beetje dat zangerige Weense jiddelen van variété-artiesten en toneelspelers die na de gruweltijd van het zwartbruine tuig opeens weer opdoken – die Mimen der dreissiger Jahre wieder an die Theaterrampe. En hij heeft meteen een goed verhaal, een mooi verhaal ook, dat we hier niet verklappen, maar neem het van me aan: een simpele maar grandioze openingszet. Hij is er namelijk meteen: ‘Oom’ Max Lefko, joods muzikant en impresario. Van Wenen naar Oslo gevlucht. Waar hij, na die rotoorlog met die Noorse landverrader (hoe heette-ie, Quisling?), gedurende de jaren vijftig zijn ‘Casino Non Stop Show’ creëerde, een legendarische vorm van variété, met comedy, danseressen, acrobaten, wereldmuziek. Zijn jonge Noorse achter-achter-klein-neefje (of hoe noem je zo iemand?) heet Espen Hjort, en die bestaat ook echt, zij het in het heden. Espen leerde de afgelopen vier jaar in Nederland het vak van regisseren. Hij vertelt nu het verhaal van Max Lefko. Casino Nonstop is zijn professionele regiedebuut, bij Theater Utrecht van Thibaud Delpeut, bij wie hij een aantal keren stage liep.
Iets verderop doet Max een aankondiging die niet alleen zeer geestig is, maar die ook iets onthult over wat hij misschien in het variété, in de hele wereld van de show eigenlijk, boven alles zoekt: wonderen. Het fysiek onbestaanbare. ‘Stompjes en vogelbekken die de Marseillaise fluiten uit hun oren’, dat zegt hij er ergens over, en dat is maar één van de talloze korte samenvattingen die hij paraat heeft over zijn droom van show. Hij zoekt wat hij ooit heeft zien optreden, maar wat nu niet meer mag, of niet meer kan, wat ongewenst is geworden, of uit de tijd gevallen, of gewoonweg te beladen. Wat Max uiteindelijk vindt is vooral Ava, zijn showpartner forever. Nou ja, ‘forever’? Dat wil hij graag. Maar dan moet zij ook in zijn wonderen geloven. En dat doet ze niet meer zo. Zij is vooral de Zwoel Zwarte Weduwe van Wenen, en als zij eenmaal optreedt, dan geloof je je ogen niet. Die benen uit die zwarte mantelparasol! Hoe dan ook, als Ava danst, dan is Casino Nonstop pas echt begonnen.
Misschien vermoedt u nu iets met glittergordijnen, oplichtende treden van een showtrap, op afstand bediende spots en een ballet van vijftien cancanmeisjes. Dat is er allemaal niet. Er is dat ruwhouten plankier. En een roetsjrail met veel meer kostuums dan het optredend toneelpersoneel kan bemensen. Want die zijn met hun drieën. Max, dat is dus Sanne den Hartogh. Je ziet de jonge Chaplin en de oude Keaton die in één figuur een lange neus naar elkaar trekken. Hij is hier een soort éénpersoons hogeschool van het toneelspelen, een blij makend wonder om naar te kijken. Ava, dat is Mees Borgman, en zij is een rijk acteerfeest dat overal steeds weer opduikt en bij iedere opkomst nog meer onontkoombaar wordt. Alle andere figuren worden bij elkaar gejongejand door Bram van Kelen. Ik weet oprecht niet of ik hem al eens heb zien spelen, na deze avond vergeet ik hem niet meer. De schrijver Simon Weeda, die u overigens kunt kennen van onder meer Nobody Home en CodeOlO, heeft heel goed naar de verhalen van Espen Hjort geluisterd en er een raadselachtig prachtige taal voor gevonden. Ruben Wijnstok (beeld), Esmée Thomassen en Elke Broeders (kostuums) en Nienke Algra (pruiken en grime) hebben voor Casino Nonstop een vorm bedacht die schittert door een verpletterende eenvoud. We zagen overigens een try-out die nog twee avonden verwijderd bleek van de première. Dat was vooral te merken door het sterke vermoeden dat de toneelspelers gretig graag onder de stolp van hun bedenker en regisseur uit wilden. En dat betekent meestal dat ze er wel zo ongeveer uit zijn. Wonderschone avond.