INTERVIEW - Vrijdag 14 juni 2019
Vincent van der Valk over zijn muziek voor de voorstelling Immens
Wat is de oorsprong van het idee om een kooroptreden in de voorstelling te verwerken?
“Zo’n idee heeft altijd meer dan één startpunt maar het begon met een beeld van Casper Vandeputte met wie ik zat te fantaseren over een voorstelling over Nietzsche. Hij zag Nietzsche op rolschaatsen geboren worden uit een groot gouden ei en met daarachter een groot koor met Wagneriaanse muziek. Dat was de eerste fantasie. Echt zeker wisten we het toen we samen naar Kanye Wests The Life of Pablo luisterden want dat begint met een prachtig stuk koormuziek. Toen is het idee echt ontstaan en ook dat ik daar dan de muziek voor zou componeren. Voor mij klopt het idee van een koor ook heel erg met Nietzsche en de voorstelling en het begrip het immense, ook vanwege Nietzsche’s fascinatie en aandacht voor het koor in de Griekse tragedie.”
Er staan elke dag 32 mensen om je heen te zingen. Had je al gauw een idee over de samenstelling van het koor?
“Ik wist al vrij gauw dat ik in ieder geval voor vier partijen muziek wilde maken: sopraan, alt, tenor en bas. Ik ben toen een beetje gaan rondvragen over wat de ideale samenstelling zou zijn en het kwam erop uit dat we moesten mikken op een groep van 32. Ik kreeg ook de aanbeveling om het niet te complex te maken en om de tenoren en alten ook iets leuks te zingen te geven. Dat schijnt niet altijd zo te zijn namelijk.”
Kun je iets vertellen over de muziek die je gecomponeerd hebt? Wat wil je ermee veroorzaken?
“Ik wilde de meeslependheid oproepen die Nietzsche heeft ervaren bij het luisteren naar de muziek van Wagner, zonder overigens maar te pretenderen dat ik daar ook maar ergens aan kan tippen. Ik vind het ook altijd heel ontroerend om te denken aan het feit dat Nietzsche na zijn bezoek aan Wagners Tristan und Isolde de hele treinreis naar huis heeft zitten huilen en dat zelfs de gedachten aan die klanken hem in zo’n vervoering brachten dat hij zich afvroeg hoe een mens dat kon volhouden. Want in het licht van die immense muziek is onze eigen werkelijkheid vervolgens weer zo banaal… En dat rijmt voor mij weer met Nietzsche’s ideeën over het Apollinische en Dionysische, en dat het gaat om de poging tot combinatie van die twee, over de combinatie van de vervoering – van de roes – en de ratio.
De eerste ideeën en motieven voor de muziek stammen van zo’n anderhalf jaar geleden. Ik speel veel piano en al doende ontstond het. Ik ben ook heel bewust met open oor door het leven gaan wandelen om ideeën op te doen. Zo van: ‘Hé, dat is best een mooi motiefje wat die straatmuzikant daar speelt.’ En van Purcell heb ik bijvoorbeeld geleerd dat het niet gaat om het verzinnen van een noot per lettergreep maar dat één woord ook heel veel noten kan hebben. Vervolgens was er een periode van twee maanden aan het begin van dit jaar waarin de muziek echt tot stand moest komen. Toen ben ik veel naar IJslandse koormuziek gaan luisteren en zijn de modernere harmonieën erin gekomen, harmonieën waarin de noten meer schuren, wat ik heel mooi vind passen bij Nietzsche’s wens om ergens aan te ontstijgen en dat de realiteit je altijd maar weer beneden houdt.”
En dan sta je opeens te spelen omgeven door je eigen muziek. Hoe is dat?
“Ik ervaar het veel minder persoonlijk dan je misschien zou denken. Het maken van deze hele voorstelling is veel meer een zoektocht naar de essentie van het leven en het werk van Nietzsche dan een persoonlijke reis. Mijn zoektocht is vooral hoe ik mijn artistieke wapens zo slijp dat ik dat dat voor elkaar krijg. Er is één punt waar die twee zaken wel samenvallen en dat is als ik in de voorstelling zeg: Niets is waar. Alles is geoorloofd. Dat raakt wel een persoonlijke kern, één waarvan ik het gevoel heb dat ik dat echt begrijp, als mens en als acteur. Dat vind ik een overweldigende gedachte.”
Opgetekend door Joris van der Meer, Terschelling, 14 juni 2019.