De Groene Amsterdammer (recensie aflevering 1 en 2) - Woensdag 26 april 2017
Door Loek Zonneveld
Schrijver Lodewijk de Boer noemde The Family ooit ‘verhevigd surrealisme’. Het was het eerste feuilleton voor toneel ever. Vier afleveringen van 1,5 uur. Bedacht, geschreven, gerepeteerd en gespeeld tussen november 1972 en zomer 1973. Vertoond in de Amsterdamse Brakke Grond, de oude Rode Zaal. Ik werkte om de hoek en kan u verzekeren: het liep storm in de Nes.
Waar The Family over gaat? Vier outlaws in een kraakpand. Doc, spil met grote bek. Kil, losse handjes, klein hartje. Gina, stem verloren tijdens een verkrachting. Branka, een vriendin die erbij komt. En er is de buitenwereld. Indringers. Geldschieters. Messentrekkers. Een verwekker. En uiteindelijk de Sterke Staat die aan alles een gewelddadig eind maakt. De compacte cyclus (er kwam een vijfde deel, maar dat was een slechte grap) is een toneelmythe. De Boer schreef, las voor aan zijn spelers, werd teruggestuurd en schrapte ook nog tijdens het repeteren. Het waren tropenmaanden, hard werken.
Maar toneel is geen Netflix. Het blijft eeuwig work in progress. Het seriegevoel heet bij toneelspelers ‘uitproberen’. Zo doet Theater Utrecht het nu ook. Regisseur/bewerker Casper Vandeputte ‘woont’ met zijn spelers zo ongeveer in het eigen theater. Je kunt er langs om ze aan het werk te zien. Tot aan de zomer wordt de serie opgebouwd.
De spelers zijn sterk. Sadettin Kirmiziyüz speelt Doc als enge en schreeuwerige heerser zonder onderdanen. Sanne den Hartogh (Kil) en Isabelle Houdtzagers (Gina) zijn ontwapenende driftkikkers van wie de gezichten bladerboeken zijn. Hannah van Lunteren (Branka) speelt knap de indringster die een vierte im Bunde wordt. Mark Kraan komt in deel 1 een lening beloven en de rust verstoren. Een monoloog van enkele pagina’s wordt door hem vervangen door stil spel. In deel 2 komt er een verwekker op. Hij heeft een nare oorlogsgeschiedenis aan zijn kont hangen en staat bij Gina zwaar in het krijt. René van ’t Hof maakt een juweel van deze boef.
Je kunt als toeschouwer wachten tot alles klaar is. Dat is vanaf 25 mei. Dan ben je meteen zes uur onder de pannen, inclusief een etentje. Je kunt ook doen zoals ik: steeds een nieuw deel erbij sprokkelen. Ik ben nu bijna op de helft. Aan het eind van deze week zie ik deel 3. Je raakt op die manier geleidelijk aan verknoopt met het hele ding. En met de omgeving. De lege speelvloer van de Paardenkathedraal wordt omarmd door een L-vorige tribune, die ruim is voorzien van snoep en drinken. De vorm van de avond kent geen trucs – het is ongelogen en bij vlagen vet aangezet ‘volkstheater’, maar ook een soort scheefgetrokken en raadselachtig realisme, kitchensink zonder keuken. Koud licht. Broeierig melodrama. Ruwe bolsters. Zachte harten. Wat Lodewijk de Boer indertijd met een grijns van oor tot oor ‘verhevigd surrealisme’ noemde. Als je goed luistert kun je hem hier in de hanenbalken van puur genot horen knorren.
Foto: Julian Maiwald